BESPIEGELINGEN VAN EEN SPRINKHAAN

Diederik Peeters
Statement for the Flemish Theatre Intitute, 2011

Statement voor Vlaams Theater Instituut

geschreven en gelezen door Diederik Peeters

voor de presentatie van de veldanalyse van het Vlaams Theater Instituut: 'De Ins & Outs van Podiumland'

gepubliceerd in etcetera #125, Courant #98 en 'INS & OUTS - A Field Analysis of the Performing Arts in Flanders' gepubliceerd door VTi

©Jan Clays - 'Safety Instructions' Hans Bryssinck

Op uitnodiging van het VTi schreef Diederik Peeters een statement over de 'post-fordistische, immateriële cultuurarbeider slash jobhopper'. Peeters sprak deze tekst uit op 4 april 2011 in het RITS, bij de voorstelling van VTi's veldanalyse 'De ins & outs van podiumland'.

Dames en Heren.

Ik moest hier vandaag een statement komen poneren. Waarom zouden ze dat nu in godsnaam aan mij vragen? Dat kan alleen maar een valstrik zijn, dacht ik. Want zo'n grote bek heb ik nu ook weer niet.

Maar toen ik de publicatie die vandaag wordt voorgesteld onder ogen kreeg, werd helaas snel duidelijk waarom. Ik ben namelijk het typevoorbeeld van de post-Fordistische, immateriële cultuurarbeider slash jobhopper die in die publicatie zo grondig geportretteerd en geanalyseerd wordt. En er lopen in deze sector blijkbaar meer en meer van die individuele 'spelers-makers' rond waarvan ik hier als blauwdruk voor u sta.

Ik kan u garanderen dat dat danig verschieten is, ineens een typevoorbeeld voor u in de spiegel te zien staan. Ik die dacht vooral mijn eigen persoonlijke en unieke zelf te zijn (alweer geheel conform de typering van die neoliberale creatieveling), ik word hier ongewild en zonder dat ik het zelf goed door heb opgevoerd als ongekozen woordvoerder van de immateriële en individuele kunstenarbeidersvakbond.

'Maar hoe ziet dat er dan uit, dat typevoorbeeld dat daar voor u in die vakbondsspiegel staat?'

Wel, ik zal het u vertellen. Ik ben mobiel, flexibel, en vooral altijd en op elk moment 'beschikbaar'. Op om het even welke vraag is mijn eerste antwoord dat ik 'beschikbaar' ben. (Ook voor het VTi ben ik beschikbaar, et me voila.) - Enfin, ik speel en ik maak, pleeg mij nu en dan in andere functies nuttig te maken voor collega's, en voeg daar af en toe nog een tussendoortje aan toe als tv- of film-passant, gastdocent, workshopgever of in dit geval statement-amateur. Ik wip met andere woorden in wisselende functies van de ene naar de andere samenwerking, en heb ondertussen - en niet in het minst - ook mijn eigen kleinschalige hybride projecten opgezet. Ik hots lustig door mijn Europese achtertuin, en laat daar zoals het hoort een stevige ecologische voetafdruk bij achter.

Zie mij hier nu staan, in die belachelijke hoedanigheid van individueel typevoorbeeld en als hybride sprinkhaan. Als u werkelijk wilt weten hoe het met mij gaat dan kan ik u dat wel vertellen maar dan moet u wel uw oortjes wijd open zetten. Wees niet ongerust, zoals u zal zien ben ik van nature braaf en uiterst beleefd, en ik heb u daarenboven niks nieuws te vertellen. Alles wordt in die landschapsschets al uit de doeken gedaan.

Enfin. Om te beginnen kan ik u zeggen dat ondergetekend typevoorbeeld zich de laatste jaren zwaar geamuseerd heeft: ik heb veel gespeeld, veel gemaakt, veel gereisd en veel geleerd - en het was begot plezant.

Maar ondertussen komt die freelance versnipperaar zo stilaan wat op leeftijd, en na pakweg 15 jaar jonge en beloftevolle flexibiliteit is hij zijn eigen 'beschikbaarheid' zo stilaan beu geraakt. Die is misschien toch vooral voor frisse, jonge kuitjes weggelegd. Dat jobhoppen is trouwens ook maar een manier om brood op de plank te brengen in een systeem dat om dat soort flexibiliteit vraagt. Maar het hindert in feite danig mijn zicht op toekomstperspectief. Probeer zo projectmatig heen en weer huppelend maar eens iets op te bouwen. In plaats van mezelf voor elk project steeds opnieuw heruit te vinden en te bewijzen, heb ik dus vandaag goesting om me vast te bijten in mijn werk. Ik heb met andere woorden goesting in een beter evenwicht tussen die verdomde flexibiliteit die de hele tijd van mij gevraagd wordt, en een minimum aan continuïteit en stabiliteit. Dat, Dames en Heren, is vandaag mijn typische individuele kunstenaarsgoesting. En omdat opportunisme zoals u in de veldanalyse zal lezen ook één van mijn typische kenmerken is, is mijn volgende vraag natuurlijk hoe ik mijn typische goesting kan krijgen.

1. We weten al lang dat één van de generische klachten van die generische individuele kunstenaar iets met het feit te maken heeft dat rondom hem zoveel mensen rondlopen die hem ondersteunen of presenteren, en daarvoor op de zekerheidsmatras van een loon kunnen terugvallen. Hijzelf moet lustig blijven sprinkhanen van de ene freelance job naar het andere project, en van de ene 'kleine' dagvergoeding naar het andere interim-contract. Dat hij met die dagvergoedingen en interim-contracten maar voor de helft van zijn werk betaald wordt is dikwijls niet meer dan normaal. En ondertussendoor mag hij genieten van het verdoken mecenaat dat de RVA met verve uithangt.

Ongeacht de omstandigheden, de besparingen of de budget-cuts; van de kunstenaar wordt steeds verwacht dat hij 'beschikbaar' en efficiënt blijft. Hij wordt zonder meer geacht met creatieve oplossingen op de proppen te komen, een solo te maken i.p.v. een duet, repetitieperiodes in te korten en desnoods zelf zijn licht te hangen en zijn decor te ontwerpen. Het heeft geen belang, zolang het resultaat maar wordt gegarandeerd. Ondertussen zijn diezelfde budget-cuts voor organisaties dikwijls een even gangbaar als begrijpelijk argument om een kleiner engagement te rechtvaardigen. Het is nodig en het is goed dat er geld is voor organisaties die individuele kunstenaars ondersteunen. Alleen, als er voor die kunstenaars zelf steeds minder geld voorhanden is, dan wil dat zeggen dat de rekening niet helemaal klopt.

2. Dat iedereen rond hem beter betaald wordt is nog maar een eerste, misschien oppervlakkig gevolg van het feit dat alles rond de kunstenaar duurzaam en professioneel georganiseerd is, terwijl hijzelf in de precaire hoek blijft staan. Met alle werkplaatsen en alternatieve managementbureaus die momenteel staan te springen om te ondersteunen lijkt de duurzaamheid van die ondersteuning gegarandeerd, maar wat met de artistieke praktijk zelf?

Bon, laat duidelijk zijn dat die fervente ondersteuners en ondersteunende intermediators ondertussen hun nut al danig en met glans bewezen hebben. Getuige daarvan precies die generische generatie dertigers, die vandaag in mijn spiegel klaarstaat met haar typische, specifieke behoeftes om haar werk te stabiliseren, te professionaliseren, te optimaliseren en te fatsoeneren. Maar die typische individuele kunstenaars blijven alleen (of toch hoofdzakelijk) projectmatig geïmplementeerd in al die ondersteunende en intermediaire werkingen. En probeer in die omstandigheden maar eens te stabiliseren of te fatsoeneren.

Veel van de intermediaire organisaties zijn tien jaar geleden bedacht vanuit de idee de beginnende kunstenaar een ferme duw in de rug te geven, tot hij op zijn eigen poten kan blijven staan, zich in een collectief groepeert, zijn eigen gezelschap opricht of (nog het best van al) een structuur construeert rond zijn eigen individueel individu. Maar dat soort ontwikkelingsmodel lijkt vandaag nog weinig relevant. Voor het beleid alleen al omdat uitstroming uit de structurele pot vooralsnog niet aan de orde is. En tussen de individuele kunstenaars in mijn spiegel zie ik ook weinig lotgenoten die nog de ambitie koesteren hun eigen gezelschap rond hun eigen persoon uit de grond te stampen. In onze typische kunstenaarsoogjes zien die modellen er wat verouderd en vergeeld uit, als een lichtjes gedateerde erfenis. De hybridisering van onze praktijk en werkprocessen die steeds meer op samenwerkingen gebaseerd zijn, vragen om nieuwe en meer flexibele manieren om te ontwikkelen, te produce­ren en te presenteren. En daarenboven groeit bij die typische individuele kunstarbeider, of bij zijn col­lega ondernemer, een economisch besef dat die idee van een hele structuur rond één enkel individu in een behoorlijk absurd licht stelt.

En dus gaat de kunstenaar op zoek naar andere manieren om zich van een langeter­mijnvisie te voorzien, hokt met zijn soortgenoten samen en probeert er overheadkosten mee te delen. Overal om mij heen, in België en in heel Europa, zie ik indi­viduele kunste­naars op zoek naar een nieuw model: geen collectieven, geen gezelschap­pen, maar ge­meenschappen van kunstenaars. Groepjes individuele kunstenaars wiens in­dividuele werk liefst affiniteiten vertoont. Clusters kunstenaars die misschien af en toe samen­werken, maar vooral elkaars werk becommentariëren, onderling discussiëren over hun praktijk en bedenkingen en inzichten over het veld en de wereld in elkaars gezicht gooien.

De ondersteuning van individuele kunstenaars wordt vooralsnog projectmatig aangeboden (en gesubsidieerd), zonder een langetermijnperspectief dat afgestemd is op de actuele praktijk. Beleid, maar ook het (intermediaire) veld, blijven achterop.

3. Nog een ander gevolg van dat scheve evenwicht tussen ondersteuning en praktijk werkt nog veel meer op mijn typische kunstenaarszenuwen. En ik heb het nog geeneens over die veelbesproken 99 procent van het totale cultuurbudget die naar kunstinstellingen gaat, en die ene procent die dan nog voor de individuele kunstenaar overblijft.

Nee, veel erger dan die percentages is het feit dat ik als individuele kunstenaar zo verdomd afhankelijk ben. Of tenminste dat ik zelf de hele tijd die afhankelijke positie inneem. Mijn rol in het podiumkunstenbedrijf blijft beperkt tot die van leverancier van services en producten, en die heeft afnemers nodig. Mijn eigen ideeën over dat bedrijf en over de context waarin die producten geconcipieerd en geconsumeerd worden, vallen buiten de bevoegdheden van die leveranciersrol en doen dus weinig ter zake. Want wie het geld heeft draagt de broek, initieert en bepaalt wat er gebeurt. En wie tegenwoordig geen geld in die broek heeft steken, moet zich noodgedwongen maar als koopwaar gaan gedragen.

En ik beken: ook ik probeer als gemotiveerde en zelfgemaakte handelsreiziger mijn sacochen te verpatsen aan de eerste de beste programmator die ik tegenkom. Ik vind me telkens opnieuw in die vragende, bedelende en afhankelijke positie terug, zelfs tegenover de mensen en structuren die me ondersteunen. Want die ondersteuning is zoals gezegd projectmatig en zonder langetermijngaranties. Nota bene onder druk van de grote behoefte aan doorstroming (ah, die jonge kuitjes!) zijn het natuurlijk de organisaties die kiezen met welke kunstenaars ze werken, niet omgekeerd. Van werkelijk 'onderling en gezamenlijk overleg' tussen kunstenaar en organisatie kan binnen deze machtsverhouding natuurlijk moeilijk sprake zijn.

Dus ge kunt maar beter op uw tellen passen, op niemands tenen lopen en begot voorzichtig zijn! Maar hoe uit die positie vernieuwend durven zijn? Ik bedoel, hang in die positie maar eens de lastpak, laat staan de aap uit. Ge zult maar eens op straat gezet worden. Beleefdheid en voorzichtigheid groeien in deze mestgrond tot uitvergrote karikaturen van zichzelf uit. En ik beken alweer: ik word zo stilaan mak en helemaal laks van mijn eigen beleefde voorzichtigheid. En erger nog, ik krijg er schrik en word er angstig van.

En dus probeer ik voor de spiegel mijn meest strijdvaardige smoel uit, en kijk zo opnieuw de bange aap aan die voor me staat. Met opgeheven vinger slinger ik hem het volgende naar de kop: 'Stop nu verdorie toch eens zo ijverig de handelsreiziger en de deur-aan-deurverkoper uit te hangen! Stop met dat eindeloze gehengel naar de gratie en de goedkeuring van al die artistieke directeurs en curatoren! Trek zelf de scheefgetrokken balans tussen artiesten en hun ondersteuning weer recht! Wentel u niet zo knorrig in die afhankelijke bedelaarsrol en neem zelf heft en initiatief weer in handen! Luierik! Ellendige lamzak! Wring organisaties in een andere relatie tot uzelf, dan die waarin ge louter verstrekker zijt van producten! Eis verdorie uw eigen ouderwetse autonomie op! En hoe? Organiseer uzelf! Hou ermee op u braafweg te conformeren aan de ondersteuning die voor u bedacht en voorzien is, en stamp zelf uw eigen intermediaire organisatie uit de grond, i.p.v. gedwee afhankelijk te blijven van de bestaande!'

4. Een opmerking waar ik het als typevoorbeeld danig van op mijn typische heupen krijg, is dat individuele kunstenaars te individualistisch of te chaotisch zouden zijn om zichzelf te organiseren. Komende van een programmator of organisator klinkt dat in mijn typische immateriële werkmansoortjes natuurlijk alleen als betuttelend paternalisme. Want de werkelijke oorzaak van die moeite met organisatie is nu net datzelfde scheve evenwicht tussen kunstenaar en structuur. Ten eerste kan ik u zeggen dat het al enig organisatietalent vergt om al die fragmentarische jobhopperij te organiseren. En ten tweede is het nogal wiedes dat organisaties zich makkelijker en beter organiseren dan individuele kunstenaars - daar bestaan ze tenslotte voor, die organisaties, en daar worden hun medewerkers voor betaald. Organisaties organiseren zich, plegen overleg in overlegorganisaties en netwerken in netwerken. En natuurlijk doen ze dat alleen maar voor het welzijn van de kunstenaar, al dat georganiseer. Maar hij wil daar, minstens als co-initiator bijvoorbeeld, zelf ook graag bij betrokken zijn.

Welke zot is zot genoeg om individuele en individualistische kunstenaars te organiseren? Dat kan alleen die kunstenaar zelf zijn. Dus zet ik opnieuw mijn strijdvaardige smoel op, en roep tegen mezelf: 'Organiseer u, Peeters! Bundel uw krachten met gelijk- of ongelijkgestemde collega's, deel de kosten van administratieve of productionele medewerkers, en bevrijd u uit die lamme bedelaarsrol! En als er in het kunstendecreet geen organisatievorm bestaat die aan uw noden of aan uw goestingen voldoet, vind dan verdorie zelf het soort structuur uit waar ge nood aan hebt. Maak clubjes, hok samen, en trek zelf weer de rol van initiërende motor van het veld naar u toe!'

5. Bon. Ondertussen is mijn tijd op. Het feit dat ik hier sta - mag staan - is misschien al een teken van een mentaliteitswijziging in de omgeving van die even ongeorganiseerde als individuele kunstenaar; hij wordt in het debat betrokken en daarmee al enigszins uit dat nauwe keurslijf van louter product- of service-provider gesleurd.

Voor ik het vergeet: dat die ene procent er terug tien moeten worden is als ik het goed begrepen heb voor iedereen duidelijk, en eigenlijk al geregeld. Geef ons daar dan alstublieft ook nog de garantie bij dat er in de komende besparingsrondes niet meer aan geknabbeld wordt, want anders zitten we helemaal met de gebakken peren, en met een veld van afgeknabbelde structuren en afgeschaafde directe steun voor individuele kunstenaars.

Voor de rest staan alle beleidssuggesties in de veldanalyse die hier wordt gepresenteerd netjes opgesomd. En ik wil daar met mijn individuele, opportunistische kunstenaarsvinger vandaag nog het volgende uit onderstrepen.

Durf nieuwe organisatiemodellen te ondersteunen. Laat die precaire individuele kunstenaars nieuwe samenwerkingsmodellen uitbroeden waarmee ze enerzijds hun praktijk kunnen stabiliseren, en die anderzijds flexibel genoeg zijn om overeen te komen met de manier waarop ze tegenwoordig werken. Trek in uw decreet de definitie van projecten open en rek ze uit, en als ge dan toch bezig zijt misschien ook die van structuren. Experimenteer met een structureel project of een projectmatige structuur die tenminste al administratieve en productionele ondersteuning van individuele kunstenaars op langere termijn kan garanderen. En zorg er zo voor dat er weer wat evenwicht komt tussen artist-run en andere organisaties.

Dames en Heren, wij danken u voor uw aandacht.

Past

22.10.2011

Beursschouwburg, Sarma Salon@Batard, Brussels (BE)

04.04.2011

RITS, presentatie veldanalyse VTi